Rood staat je vast heel goed. De kleur van de liefde en van warmte. Een kleur die leegte moeiteloos vult met passie en die me overvalt als een zwarte panter op de loer. Ik wacht op de ogen die zullen opdoemen in het duister, klaar om aan te vallen.
Zwak en traag. Kom maar bij me. Laat mijn stem niet weer in het duister zweven, maar vang de trilling van het geluid en laat het eens doorklinken. In jou, misschien wel. Antwoorden hoeft niet, maar overvallen des te meer. Ondertussen koop ik vazen waar ik rode rozen in zet. Wachtend tot de rozen het water hebben opgezogen en de knoppen zich openen.
Als ik een bolletje ijs koop, kan ik het niet laten om aan je te denken. Ijs en jij. Niet om het een of het ander, maar ik vind het een perfecte combinatie. Twee zoete smaken die ik op mijn tong wil voelen. Smeltend. Ik meng het tot ik er misselijk van word. Misselijkheid die alleen weg gaat als jij komt om over mijn buik te wrijven. Een buik, ja. Verkleinwoorden zijn vaak niets meer dan in contrast met de realiteit.
Mijn nieuwsgierigheid gaat uit naar jou en mijn lichaam is verre van ongenaakbaar. Je kunt me altijd vinden. De komende tien jaar zal ik niet verhuizen, dat beloof ik. Ik bedoel, ik heb niets om voor te blijven, maar ook geen reden om weg te gaan. Het is fijn hier hoor. Je zou eens moeten komen, vrijblijvend.
Maar dat wist je al he. Dat je welkom bent.