Omgevingen worden mij al snel te klein. Dat gaat mijn hele leven al zo. Ik bevind me in een ontspannen, leuke omgeving als ineens het gevoel van benauwdheid me om de hals slaat. Woorden als groter, beter, bekender en professioneler schieten door mijn hoofd en ik begin te zoeken naar iets waarvan ik op dat moment niet eens weet of het bestaansrecht heeft. Ik weet alleen dat ik wil groeien. Waarschijnlijk is het mijn ambitie die in zijn levenscyclus het punt van pubertijd heeft bereikt en ineens 1000 dingen tegelijkertijd wil.
Als een volwassen moeder verplicht ik mezelf om even stil te staan bij wat ik allemaal wil. Ik kan niet ineens van 0 naar 100, ik kan geen kwalitatief boek schrijven in een dag en ik kan ook geen marathon rennen zonder training. Het kost tijd om dingen op te bouwen en dat is iets wat ik apprecieer bij anderen die daarvoor de tijd nemen, maar verafschuw op het moment dat ik het zelf moet doen. Ik hoor het pubertje in mij schreeuwen: ‘Waarom gewoon niet nu?’ En ik vraag mezelf af, waarom ook gewoon niet nu? Is het verplicht om 10.000 uur te steken in iets om heel erg goed te worden? Kan instant roem alleen uit de lucht komen vallen als je je besluit te interesseren voor talentenshows op TV met pakkende titels? No offence, ik geloof dat er daar heel veel talent rondloopt, maar ik pak het liever toch echt vanaf de wortel aan. Maar dan wel graag een wortel die zich in een half jaar tijd weet te ontpoppen tot een grote oranje boom die een weg naar de wolken aflegt.
Na jaren van omgevingen die mij benauwen weet ik dat ik er nu nog eventjes in moet blijven zitten. In dat benauwde hok waar nog zoveel uit te halen valt. Waar ik kilometers lang kan schrijven om zoveel mogelijk ervaring en inspiratie op te doen voordat ik voor het grotere werk kom te staan. Waar ik nog makkelijk een week lang niets kan schrijven en niemand mij daarop zal wijzen, maar hooguit de vraag gesteld wordt waarom ik die week niet schreef.
Ik vertel het pubertje in mij dat hardlopers doodlopers zijn. Wanneer zij hard begint te lachen krijg ik kriebels en mijn bovenbenen spannen zich aan, klaar om de sprint af te leggen. Maar ik blijf stil, want als volwassene weet ik dat het nu nog niet de tijd is. Ik eerst toewijding moet tonen en bereid moet zijn om hard te willen werken. En vooral moet blijven dromen en visualiseren. Dromen over de stad waar de straatverlichting de nacht als dag doet lijken. Waar de inspiratie vanuit iedere hoek van de straat je tegemoet komt. De geboorteplaats van de café Americano en waar de vrouwen master zijn in het hele dagen op pumps lopen. En waar ik ooit eens in een magazine kom te staan. Ooit. Maar nu nog even niet.
Deze tekst heb ik geschreven tijdens mijn studietijd, volgens mij toen ik ongeveer 23 jaar was. Ik vond hem weer terug en moest ineens lachen om de laatste zin. Een jaar na schrijven was ik die vrouw in New York die altijd op hakken liep en door mijn redacteursstage mijn naam continu in een Amerikaans online magazine stond. Wat is dromen toch mooi.